Terug naar home

‘Je komt problemen tegen die je in geen enkel ander specialisme ziet’

De momenten waarop hij contact heeft met zijn cliënten. Daar wordt David Vroege als arts VG het meest gelukkig van. Hun medische klachten dagen hem elke dag opnieuw uit om ‘écht te dokteren’: ‘Iemand met een verstandelijke beperking kan zeggen dat hij hoofdpijn heeft, maar eigenlijk bedoelen dat hij pijn heeft in zijn kleine teen.’

David Vroege (34): ‘Ik wilde heel graag kinderarts worden. Toen dat traject erg lastig bleek, ben ik gaan kijken naar een andere specialisatie. Het leukste aan kindergeneeskunde vond ik het omgaan de kinderen met Down of een ander syndroom. Maar van een arts VG had ik nooit gehoord. Niet als student geneeskunde én niet als zaalarts bij kindergeneeskunde. Nu ik zelf arts VG ben merk ik dat familieleden van mijn cliënten ook niet goed weten wat het verschil is tussen mijn rol en die van de huisarts. Ik leg het vaak zo uit: wij zijn verantwoordelijk voor al het medische dat voortkomt uit het syndroom of de beperking van een cliënt. Gedragsproblemen bijvoorbeeld, maar ook aandoeningen als epilepsie en motorische problemen, of syndroom gerelateerde problemen, bijvoorbeeld van het hart of de luchtwegen.’

Echt dokteren
‘Het leuke aan dit werk is de enorme diversiteit. Ik behandel een meisje van 6, maar ook een dame van 92. Ik denk na over brede, soms complexe problematiek en krijg te maken met spoedsituaties, bijvoorbeeld in het geval van epilepsie. Elke klacht van een cliënt is het begin van een zoektocht. Iemand met een verstandelijke beperking kan zeggen dat hij hoofdpijn heeft, maar eigenlijk bedoelen dat hij pijn heeft in zijn kleine teen. Daarom moet je heel breed en compleet naar iemand kijken. Er bestaan bijna geen protocollen die je kunt doorlopen en juist dat maakt het interessant. Ik mag als Arts voor Verstandelijk Gehandicapten echt dokteren. Uitzoeken wat er aan de hand kan zijn en bepalen hoe ik dat onderzoek aanpak. Ga ik een scan laten maken als iemand bang is voor ziekenhuizen, of kan ik eerst andere interventies plegen, waardoor dat misschien helemaal niet nodig is?’

Samenwerken als regisseur
‘Eigenlijk ben ik de regisseur van de zorg voor mijn cliënten. De samenwerking met de groepsbegeleiders op de woongroep is heel belangrijk. Zij zijn mijn ogen en oren. Ze zien hoe cliënten zich gedragen, hoe ze slapen, hoe ze eten, hoe ze lopen en hoe hun ontlasting is. Dat biedt belangrijke informatie bij de behandeling. Ook werk ik nauw samen met de gedragswetenschapper, die diagnoses kan stellen en zijn specialisten als een diëtist, fysiotherapeut, logopedist en ergotherapeut betrokken bij de behandeling.  Zo heb ik laatst in overleg met de gedragswetenschapper en woonbegeleider verschillende gedragsinterventies kunnen plegen bij een oudere vrouw die sinds kort bij ons woont en ’s nachts veel gilde. Nu zit ze rustig en blij bij ons aan tafel en gilt ze niet meer. Tot grote tevredenheid van iedereen op de woning.’

Contact met lol en zonder gene
‘De mooiste momenten zijn altijd de momenten waarop ik contact heb met de cliënten zelf. Soms vinden ze het spannend om naar de dokter te gaan, maar vaak zie je ze in een half uur ontdooien en zeggen ze me gedag met een knuffel. Laatst begon iemand me nog uitgebreid een recept uit te leggen. Als je de lol daarvan niet kunt inzien, dan moet je dit werk niet gaan doen. En je moet ook over een bepaalde gene heen kunnen stappen. Ik zing regelmatig ‘In de Maneschijn’. De juiste manier van praten en contact maken zijn heel belangrijke onderdelen van mijn werk. Ik vind dat daar ook in de opleiding geneeskunde al aandacht voor mag zijn. Onze cliënten zien immers ook andere specialisten. Die komen nu vaak pas tijdens hun coschappen voor het eerst met echte patiënten in aanraking. En ik weet uit ervaring dat je  dan veel meer bezig ben met wat je moet vragen dan met hóe je het vraagt.’

Uniek vakgebied
‘Als arts VG kun je het verschil maken voor je cliënten en hun families. Voor een cliënt met zware epileptische klachten heb ik bijvoorbeeld veel gebeld met zijn moeder en uiteindelijk de epilepsie beter onder controle kunnen krijgen. De moeder voelde zich gehoord en is erg blij, de cliënt is veel comfortabeler. Toch vind ik dat families, specialisten en huisartsen die buiten de instellingen staan, nog veel te weinig gebruik maken van onze kennis. Ik wil benaderbaar zijn. Ook hoop ik dat het vak bekender wordt. Want het is echt een uniek vakgebied. Je komt problemen tegen die je in geen enkel ander specialisme ziet en krijgt enorm veel waardering voor wat je doet. Niet alleen van de cliënten, maar vooral van de mensen om hen geen. Ik lach niet voor niets elke dag.’